Na 8 titels en honderden podiumplaatsen in eigen land vonden ze bij DIGA Racing de tijd rijp om een stap hogerop te zetten. Sinds 2009 is het Kempense team dan ook actief op WK niveau. Het team van Dirk Saelen vervulde een pioniersrol door zich als eerste toe te spitsen op het WK voor vrouwen. Niet zonder succes overigens want Maria Franke bezorgde DIGA zelfs enkele podiumplaatsen. In 2011 veranderde het Belgische team het geweer van schouder en stapte over op het WK MX1 en MX2 met respectievelijk Jeremy Delincé en Nick Triest. Dit seizoen kiest DIGA voor een volledig buitenlandse bezetting met de Spanjaard José Antonio Butron en de Estse belofte Priit Rätsep. Wij haalden teammanager en –eigenaar Dirk Saelen voor de micro. Het werd een leuk gesprek over de ambities van zijn team, werken met jonge rijders, over vorig jaar en natuurlijk over het 2012 seizoen.
Hoe is de overstap van het WMX naar het WK MX2 en MX1 verlopen?
Dirk Saelen: “Die overstap is vrij vlot verlopen. Gedurende het laatste jaar van dat gecombineerde kampioenschap hing er al een gerucht in de lucht dat het WK voor vrouwen een aparte kalender zou krijgen, samen met het WK MX3. Na overleg met de grootste sponsors van het team was de beslissing snel gemaakt. Als Belgisch team was het belangrijk om met Belgische rijders uit te komen en zo hebben we vorig jaar voor Nick Triest en Jeremy Delincé gekozen.”
Hoe kijk je terug op vorig seizoen?
Saelen: “Het was een seizoen met wisselende resultaten. Eigenlijk bracht 2011 sportief niet wat we hadden verwacht. Je mag gerust zeggen dat we leergeld hebben betaald. We hebben er veel uit geleerd over wat we nu anders moeten doen. Ten eerste moet alles een stuk professioneler in het WK MX1/MX2. Ook de samenwerking met de rijders verloopt anders dan met de vrouwen. Technisch gezien ligt de lat dus een stuk hoger. Daarnaast moeten ook de logistiek en de accommodatie mee evolueren. Daarin zijn we enorm gegroeid. In Valkenswaard en Lommel hebben we uitgepakt met een VIP-ruimte. Dat werd een groot succes, we hebben het ook op onze eigen manier ingevuld en dat sloeg heel erg aan.”
De 2012 kalender oogt heel internationaal. Aan de andere kant staat daar door verplaatsingen naar Brazilië, Mexico en Rusland ook een zwaar kostenplaatje tegenover.
Saelen: “Het is in ieder geval een zware kalender! Er staan ook enkele onbekende bestemmingen op zoals Rusland. Positief is dat het aansluit op Letland, ik ben benieuwd wat we daar mogen verwachten. Persoonlijk zie ik er niet meteen een grote meerwaarde voor het WK in. “
Het is opvallend dat jullie dit jaar geen Belgische rijder onder de tent hebben?
Saelen: “Dat klopt, ik wil er niet te dramatisch over doen hoor. Alleen vind ik op dit moment mijn gading niet onder jonge Belgische piloten. Als Belgisch team is dat een spijtige vaststelling. Ik denk ook niet dat het aan de teams ligt. Het blijkt wel dat er iets schort aan de opvoeding, opleiding en begeleiding van onze crossers. Dat hebben we vorig jaar vooral vastgesteld met Nick Triest. Jeremy was zich wel bewust van het kostenplaatje dat er aan een GP-team hangt, voor Nick was alles normaal. Misschien hebben de Belgische rijders het wel té gemakkelijk in vergelijking met hun buitenlandse collega’s? Kevin Fors kwam op een gegeven moment bij ons in beeld. Die zit nu bij het team van Hans Corvers (Kemea-Reytec-Yamaha) natuurlijk, hopelijk kan hij zich daar verder ontplooien. Naar mijn idee staan we er in België niet bepaald goed voor. Je merkt wel dat de aanpak van de Italianen en de Fransen op het vlak van jeugdbegeleiding zijn vruchten begint af te werpen. De voorbije jaren zijn er in Vlaanderen stappen in de goede richting genomen met Motorsport Future waar Joël Smets aan de kar trekt. Dat is een mooi begin, maar of dat genoeg zal zijn is een andere vraag.”
José Antonio Butron heeft al flitsen van zijn klasse laten zien, zoals zijn 7de plaats in de tweede reeks van de Italiaanse GP. Hij heeft ook al drie seizoenen WK-ervaring, het ontbreekt ‘m alleen aan regelmaat. Wat verwacht je van hem?
Saelen: “Hij heeft de kwaliteiten om tussen die 7de en de 10de plaats te eindigen. Daar werken we samen naar toe. Je mag ook niet vergeten dat hij in 2011 in zeven reeksen is uitgevallen met mechanische problemen en hij heeft ook de vier overzeese manches niet meegereden. In totaal zijn dat 11 reeksen op 30… Dat geeft een ander beeld op zijn 14de plaats van vorig jaar. Als je die 11 reeksen vervangt door zijn gemiddelde dan rijdt José Antonio in de top-10. Natuurlijk blijft motorcross een mechanische sport, alleen kan je er niet om heen dat 7 uitvallers echt wel veel is! Daarnaast gaat Butron ook het Spaans kampioenschap meerijden. Daar wil hij weer opnieuw vooraan meedoen. Zo hoort het ook vind ik. Het is goed dat hij als opkomend Spaans talent het Spaans kampioenschap kan rijden. Wie weet kan hij uitgroeien tot de nieuwe vaandeldrager van het Spaanse motorcross of de opvolger van Jonathan Barragan. Bovendien is hij nog maar 20, het is ook iemand die we als team nog wat kunnen bijbrengen.”
Priit Rätsep is veel minder bekend , wat kan je over hem vertellen?
Saelen: “Priit volg ik al een tijdje. In Letland won hij vlot beide reeksen in het EK MX2, daarmee wist hij me finaal te overtuigen. Behalve zijn talent als motorcrosser vertrouw ik ook op zijn mentaliteit. In de Baltische staten krijgen de rijders veel en veel minder in de schoot geworpen dan hier, het zijn werkers. Met Priit wilde we ook voor een andere stijl gaan; iemand die zich altijd inzet wat er ook gebeurt.“
Je ziet de sportieve toekomst van de Belgische motorcross somber in?
Saelen: “Er is zeker geen overschot aan talent. Als beginnend WK-team start je uiteraard met realistische ambities. Zo mikten we vorig jaar op een top-15 plaats. Als je de lat wat hoger legt en graag top-10 wil halen, is de spoeling héél dun. Ik heb het dan over beschikbare, jonge rijders omdat Jeremy Van Horebeek en Joël Roelants al vaste waarden zijn in de MX2. Kijk maar naar Kemea, met Kevin Fors en Kenny Vandueren. Ik denk niet dat die al een top-15 waard zijn. Bij Standing Construct zit Jens Getteman. Persoonlijk denk ik dat Jens ook nog wat licht zal uitvallen om bij de eerste 15 te rijden. Als hij regelmatig punten kan scoren, zou dat heel mooi zijn. Dan heb je nog Nick Triest bij Husqvarna. Hopelijk kan hij zich daar bewijzen, dan verwacht ik hem rond de top-15.”
Jeremy Delince heeft duidelijk een uitstekende techniek in huis, zeker in de MX1. Waar liep het met hem verkeerd?
Saelen: “We hebben samen gekozen voor de MX1 waar hij met de KTM 350 reed. Hij heeft de nodige aanpassingsproblemen gekend en achteraf bekeken zou hij misschien beter uit de verf zijn gekomen op een 450. Op de Yamaha reed hij daar echt super mee. Aan de andere kant was de stap fysiek, van het Zwitserse kampioenschap naar het WK ook vrij groot. Je moet er fysiek vrijwel onmiddellijk staan. Jammer genoeg is hij ook geblesseerd geraakt waardoor het heel moeilijk was om zich te tonen. Op het einde van het seizoen hebben we dan contact opgenomen met MB Racing, het Zwitserse team waar hij in 2010 voor reed. Dat was snel in kannen en kruiken, waarschijnlijk zal hij met een wildcard wel te zien zijn in enkele MX1 of MX3 GP’s. Ik ben blij dat hij goed terecht is gekomen.”
Zijn de verwachtingen tegenover jonge rijders soms niet te hoog?
Saelen: “Dat zou kunnen, zeker omdat er grote individuele verschillen zijn. Een Delincé bijvoorbeeld was fysiek duidelijk nog niet sterk genoeg. Op je 20ste is dat begrijpelijk. Laat ‘m nu één of twee seizoenen aansterken dan krijg je een ander verhaal. Dat is ook geen schande trouwens. Bovendien is hij dan nog maar 22, we zullen dan wel zien. Ik ben zelf wel blij dat we het met Jeremy geprobeerd hebben. “
Voor jouw WK-avontuur was je al langer teameigenaar in de VLM. Hoe ben je eigenlijk in de motorcross gerold?
Saelen: “Als 12-jarige ben ik op de 85cc beginnen rijden in Nederland. In die tijd moest je nog over de grens gaan om zo jong te beginnen, ’87 of ’88 moet dat geweest zijn. Op mijn 15de ben ik overgestapt naar de VLM. Dat was de lichting van Noël Steurs, Peter Iven, Peter Dirckx en Freddy Verherstraeten. Daar heb ik tot mijn 18de gereden tot ik een heel zware crash had. Als actieve crosser hield ik het toen voor bekeken maar de interesse is el altijd gebleven want motorcross zit in je bloed. In 1998 zijn we dan in de VLM begonnen met Diga Racing. Oorspronkelijk waren we met twee initiatiefnemers ikzelf en Gary Reynders. Gary is dan naar de MotoGP overgestapt (Reynders is nu crewchief voor de Zwitserse Moto2 rijder Randy Krummenacher ; red), daarna ben ik alleen verder gegaan.”
Je bent nu meer dan voltijds bezig met het team.
Saelen: “Inderdaad. Op het hoogste niveau zitten we nog altijd in een opstartfase nu, dat vraagt zeker extra inspanningen. We hebben ook pas een nieuwe werkplaats neergezet in Balen, dat is vlakbij Olmen en Lommel. Van daaruit kunnen we alles van onder één dak organiseren; onderhoud, tuning, opslag van onderdelen en rollend materiaal… Op langere termijn willen we ons nadrukkelijk onderscheiden als een team waar jong talent kan ontwikkelen. We willen ook rijders laten doorgroeien van EK naar WK niveau. Daarom mikken we ook op een samenwerking op lange termijn met beloftevolle piloten. Dat is positiever voor zowel de rijders zelf als het team. Daar ligt voor teams als het onze ook de toekomst. Fabrieksteams zullen altijd een speciale status blijven houden en daaronder heb je support teams, daar zie ik weinig verandering in komen .”
Is het een nadeel dat er nu zoveel Belgische teams in het WK MX2 zitten. In de zoektocht naar sponsors of rijders is er dan toch meer concurrentie?
Saelen: “Zo zie ik het niet. Ik ga niet in de vijver van sponsors vissen van mijn collega’s. Wij doen gewoon ons dingen. Ik denk dat er een goede verstandhouding is tussen de drie Belgische MX2 teams DIGA Racing – Kemea en Standing Construct. JM Racing zie ik eerder als een Belgisch-Nederlands team en het Lieber team is eigenlijk eerder Luxemburgs.“
Qua tuning is de MX2 best een dure klasse. Heb je overwogen om toch nog in de MX1 actief te blijven?
Saelen: “Aanvankelijk was de bedoeling naast twee MX2 rijders één MX1 rijder in te zetten. We hebben ook met enkele MX1 rijders onderhandeld. Uiteindelijk bleek dat in de fase waarin we nu zitten financieel niet haalbaar. In de toekomst denk ik dat er nog meer specialisatie komen met pure MX1 of MX2 teams.”
Op de MX of Nations verzorgde DIGA de logistiek voor het Australische team. Hoe zijn jullie daar bij gekomen?
Saelen: “We hebben al langer een goede relatie met de Australische federatie omdat we al twee jaar de service en de logistiek verzorgen voor het junior WK. De Aussies waren daar heel tevreden over en daarom heeft Gary Benn, de Australische teammanager ons gevraagd om hen te helpen in Saint-Jean d’Angély.”
Waar jullie de Australiërs geluk hebben gebracht want ze stonden voor het eerst op het podium!
Saelen: “Dat kwam er nog bij! De Australiërs waren echt super tevreden. We hebben ginder ook drie dagen heel leuke ervaringen gedeeld met de rijders en het Australische team. Mensen denken van Chad Reed, Brett Metcalfe of Matt Moss misschien dat ze sterallures hebben. Daar klopt niks van. Die jongens zijn echt heel normaal en bescheiden. Nu begrijp ik ook waarom die toppers zich regelmatig wat afzonderen van de massa. Als er 300, 400 mensen continu aan de tent staan te roepen, of te drummen voor een foto of een handtekening zou ik ook wel eens wat rust willen!”
Bedankt voor jouw tijd en veel succes!
Saelen: “Graag gedaan. Via deze weg wil ik nog al onze sponsors die ons het voorbije jaar hebben gesteund van harte bedanken. Vrijwel iedereen van die sponsors is er ook dit seizoen weer bij. Dat is een fijn gevoel en het is een blijk van het wederzijdse vertrouwen.”
Credit foto’s: Bavo Swijgers/archief