Published On: 27 december 2017

Voor Arnaud Tonus werd de terugkeer naar de GP’s een schot in de roos. De sympathieke Zwitser miste weliswaar nog wat regelmaat maar als MXGP rookie pakte hij met Wilvo Yamaha toch direct een podium en een een reekszege. Hiermee bezorgde “AT4” ook zijn monteur Dennis Dierckx (30) de eerste grote mijlpalen op zijn palmares. In een kalm moment voor de spreekwoordelijke storm spraken we met de voormalig Belgisch MX2 kampioen over ‘zijn piloot’, over de weg die hij heeft afgelegd en over zijn vak.

Na drie seizoenen voor 24MX Honda -in zijn verschillende gedaantes- stapte Dennis over naar Wilvo Yamaha MXGP. Die nieuwe uitdaging bij het Nederlandse topteam van Louis Vosters bleek Dennis op het lijf geschreven. Wilvo is dan wel een erg professionele structuur er is ook plaats voor een grap en de typisch Brabantse gemoedelijkheid. No nonsense, de mouwen opstropen en stap voor stap bouwen naar het volgende doel. Dierckx voelt er zich perfect thuis, wat ook zo blijkt voor zijn rijder.

Hoe kijk je terug op het 2017 seizoen?
Dierckx:
Arnaud heeft een mooie evolutie doorgemaakt in 2017. Na moeilijke jaren in de VS is hij weer helemaal boven water gekomen. Alleen jammer dat hij enkele GP’s moest missen door zijn schouderblessure in Zwitserland. Daardoor werd hij 12de in het WK, in 2018 eindigt hij zeker een stuk hoger. Toch is de basis gelegd. Arnaud haalde al vroeg zijn eerste podium (red. In Arco di Trento), nadien volgde zijn eerste reekszege. De snelheid is er dus zeker, ook qua vertrouwen is hij gegroeid tijdens het seizoen.”

Wat is jouw ultieme droom?
Dierckx:
“Wereldkampioen worden natuurlijk! Maar het moet stap voor stap gaan. Op de MX of Nations zag ik dat de rode nummerplaten heel mooi passen op een Yamaha! Dat zou ik dit jaar ook wel in een gewone GP willen zien.”

Hoe is de sportman Arnaud Tonus op persoonlijk vlak?
Dierckx: “Arnaud is echt een super kerel. Hij is altijd heel vriendelijk, neemt zijn tijd om dingen uit te leggen en hij is altijd rustig. Soms misschien iets te rustig. Maar je merkt aan hem dat hij ervaren is in het nemen van beslissingen. Hij weet waar hij naartoe wil. Arnaud heeft o.a. bij Pro Circuit Kawasaki gezeten waar ook op hoog niveau wordt gewerkt. Die vastberadenheid op het vlak van beslissingen gold ook voor Ken De Dycker die dan van het KTM fabrieksteam kwam.”

Hoe is de overstap van rijder naar monteur verlopen?
Dierckx:
“Eigenlijk is dat vrij vlot verlopen. Als je zelf GP’s hebt gereden, weet je wel wat de piloten willen. Dat is een voordeel. Op technisch vlak heb ik wel moeten bijleren. Hoewel ik vroeger qua onderhoud alles zelf deed -behalve het tunen van het blok dan- is dat toch anders. Ook na mijn internationale carrière deed ik als amateur heel veel zelf. Maar dan gaat het onderhoud niet zo ver als voor een GP rijder. Je gaat als amateur niet elke week je motor helemaal uit elkaar halen bijvoorbeeld. Achteraf bekeken heeft me ook geholpen dat ik voor mijn eerste voltijdse jaar als monteur vroeg aan het seizoen. Ik was wel van in september bezig waardoor je toch al wat routine hebt tegen dat de wedstrijden beginnen!”

 

Een monteur in een topteam heeft nog wel veel bijkomende druk in vergelijking met de sleutelaar die alles piekfijn aan zijn eigen tempo in de werkplaats uitvoert.
Dierckx:
”Klopt. Zelf heb ik daar heel weinig last van. Net zoals ik was als rijder ga ik goed met druk om, ik blijf altijd heel kalm. Het heeft ook geen zin om je druk te maken want daardoor gaat het werk niet sneller.”

Jouw eerste jaar, 2014, was aan de zijde van Jens Getteman.
Dierckx:
(haakt in)“Die jammer genoeg heel snel gekwetst raakte. Daardoor heb ik ook met heel wat andere rijders moeten werken zoals Jeremy Delincé, Klemen Gercar, Santtu Tiainen. Het volgende jaar was met Filip Bengtsson, wat mijn eerste volledige seizoen met één rijder was. Dat werd een zwaar seizoen omdat we maar met twee voltijdse mensen waren in het team. Trainen, wedstrijden, reizen… en alles wat er bijhoort is wel heftig dan.

”

In 2016 werkte je met Ken De Dycker.
Dierckx:
“Ken raakte ook al vroeg gekwetst en dan moet je als team met invallers werken. Zoiets is nooit gemakkelijk.”

Kan je vergelijken hoe het is om te werken met een toprijder zoals Arnaud Tonus of een ervaren crack als Ken De Dycker tegenover een jongere piloot?
Dierckx:
“Die jongere mannen zijn meestal veel sneller beïnvloedbaar. Ze twijfelen nog heel veel aan van alles en nog wat. Meer ervaren rijders die testen graag maar van zodra ze hun afstelling gevonden hebben, zullen ze haast nooit meer van afwijken. Zelfs als ze er iets beter is, zijn ze niet bereid om op te geven wat ze al kennen.”

Wordt bij Wilvo Yamaha het jaar ook afgemaakt met het pakket waarmee werd gestart of worden er vanuit het team updates aangebracht?
Dierckx:
“Bij ons in principe niet. Als de rijder zich bijvoorbeeld niet goed bij de afstelling voelt de eerste GP’s heeft het geen nut om daarmee het jaar uit te doen. Dan gaan we blijven verder werken tot de rijder gelukkig is. We zijn ook niet afhankelijk van veel anderen omdat we veel in eigen huis maken. Daardoor kunnen we kort op de bal spelen.”

Wat moet ik me voorstellen bij de basis waarmee jullie beginnen, is dat een fabrieksmotor?
Dierckx:
“Nee, we beginnen met een standaard motor, maar we krijgen uiteraard wel ondersteuning van Yamaha en veel informatie. Daarnaast zijn er ook de speciale GYTR (red. Genuine Yamaha Technology Racing) onderdelen van Yamaha. Maar we proberen ook veel dingen zelf uit. Net om te bewijzen dat je op basis van een standaardmotor ook vooraan kan meedraaien!”

Waar haal je het meeste voldoening uit?
Dierckx:
“De resultaten, sowieso. Het klinkt misschien raar, maar ons doel is om zondagavond voor het podium te staan. Of zoals in Zwitserland een manche winnen, dàt geeft de meest voldoening.”

Hoe moeilijk is het dan als techneut om gemotiveerd te blijven in een team met weinig middelen of ten tijde van blessures?
Dierckx: “Dat is ontzettend moeilijk. In het geval van 24MX Honda zat ik in een structuur waar er minder budget en minder mensen waren en dan is het ook onmogelijk om dezelfde ‘service’ te bieden aan de rijder. Met Ken De Dycker liepen we echte tegen brute pech aan. Niemand zag het maar in de aanloop van 2016 had hij een heel goede winter. Ken was super gemotiveerd, stond heel scherp en het gevoel zat goed. Als dat in duigen valt, is het verdomd lastig om ook als team gemotiveerd te blijven tot het einde van het seizoen.”

Als buitenstaander lijkt me de tweede helft van het seizoen in het algemeen sowieso zwaar voor veel teamleden. Vaak is de sfeer gespannen, me weet men dan al dat de huidige rijder het team zal verlaten, de vermoeidheid van het seizoen stapelt zich op…
Dierckx:
“Dat is inderdaad zo maar het werk moet gedaan worden of je nu eerste eindigt of vijftiende… Het werk blijft hetzelfde! In principe verandert er dus weinig.”

Een monteur krijgt ook een unieke kijk op het potentieel van een rijder. Je ziet hem op training rijden. Het moet in zo’n situatie fustrerend zijn om vast te stellen dat het er niet uitkomt in wedstrijden. Zowel Getteman als Bengtsson waren veelbelovend, sportief had er in beide gevallen wellicht meer ingezeten.
Dierckx:
“Er zijn altijd zaken die anders kunnen. Ten minste zoals ik ze zie vanuit mijn inzichten. Maar dat wil niet zeggen dat het gegarandeerd beter zou zijn. Elke rijder heeft namelijk z’n eigen ideeën. En zowel Jens (Getteman) als Filip (Bengtsson) waren voor MXGP nog pril en onervaren. Op dat moment moet je als sportman grote beslissingen nemen. Je kan het hen dan ook niet kwalijk nemen als ze al eens een verkeerde beslissing nemen. Bengtsson heeft als wildcardrijder dit jaar mooie dingen laten zien. Dat deed me plezier. Maar je kan er niet om heen dat er op dit moment ontzettend veel talent geconcentreerd is in de MXGP!”

Voor hoeveel procent is jouw job die van begeleider of vertrouwenspersoon voor de rijder?
Dierckx:
“Eigenlijk niet zoveel hoor. In het geval van Arnaud (Tonus) zijn er zoveel mensen rond hem die hem proberen informatie aan te reiken en tips te geven. Dan probeer ik als monteur gewoon om ‘m rust te geven. Hij heeft er geen nood aan dat ik ook nog eens mijn duit in het zakje doe met mijn mening!”

Wat is een zware week voor een GP monteur, hoeveel uur kloppen jullie dan?
Dierckx: “Om eerlijk te zijn, zien we daar nooit op die manier naar! Er zijn GP’s die week op week vielen waar het echt continu knokken is. Ik denk dat het na Teutschenthal was dat we om 2u ’s morgens in de werkplaats stonden om vervolgens de nacht door te doen. En ook de dag nadien weer te werken om alles op tijd klaar te krijgen. Dat zijn belachelijk lange dagen. Gelukkig is dat hoogst uitzonderlijk bij Wilvo-Yamaha omdat alles goed geregeld is. We hebben aparte trainingsmonteurs voor de rijders en iedereen kent zijn taak. Louis (red. Vosters) heeft wat dat betreft gewoon voor een prima setup gezorgd.”

 

Het is opvallend dat het tijdens de piekmomenten voor elk team pompen of verzuipen is. Zelfs de fabrieksteams of beste privé-teams draaien erg lange dagen als de kratten voor de overzeese momenten moeten vertrekken.
Dierckx:
“Zeker in het begin van het jaar is dat zo. Op dat moment zijn er gewoon veel leveranciers niet klaar om grote hoeveelheiden van onderdelen te leveren. De afgelopen maanden hebben we zoveel mogelijk voorbereidend werk gedaan en natuurlijk zal januari ook erg druk worden. Toch zijn er op het laatste moment nog altijd zaken die moeten bijgestuurd worden. Bovendien zijn ook de piloten ondertussen volop aan het rijden. Als zij dan iets willen veranderen, moet alles weer aangepast worden. Dat hoort er gewoon bij. Laat ons zeggen dat 80% netjes op voorhand klaar is en dan is er nog 20% dat last minute is.”

Vraagje van de monteurs onder onze lezers, met welke werktuigen werken jullie bij Wilvo-Yamaha?
Dierckx: “Wij werken met Beta tools op de GP’s en met Snap-on in de werkplaats. Natuurlijk zijn er kleine verschillen maar ik denk dat sommige mensen het belang van de werktuigen wat overschatten! Zolang je maar weet waar je mee bezig bent en goed georganiseerd werkt… De keuze van materiaal is minder belangrijk.”

Heb je advies wat betreft het sleutelen zelf?
Dierckx: “Ik heb sowieso erg veel respect voor rijders die zelf aan hun motor werken. Zoals bijvoorbeeld Jeremy Delincé, zoals ik ook zelf heb gedaan. Maar ik vind die combinatie erg moeilijk. Je weet wat je allemaal aan de motor hebt gedaan en soms voel of hoor je iets tijdens het rijden waarover je gaat nadenken. Dan zou je bijvoorbeeld denken: heb ik dit of dat wel vastgezet? Terwijl dat helemaal niet hoort. Op die manier ben je ook nog constant met het technische bezig als rijder. Terwijl je op de motor alleen met lijnen en met je sportieve prestatie bezig zou mogen zijn. Mijn enige tip is dus: probeer zo weinig mogelijk zelf te doen. Al begrijp ik dat zoiets voor sommige mensen absoluut niet mogelijk is.”

Aan de andere kant, geeft technische bagage je wel een enorm voordeel om het gevoel op de motor te vertalen naar mogelijke oplossingen om bepaalde problemen aan te pakken. In tegenstelling tot iemand die alleen kan gas geven.
Dierckx: “Dat is ook heel moeilijk inderdaad. Eigenlijk is dat de keerzijde van de medaille. In die categorie vind je ook rijders die heel snel tevreden zijn over de afstelling omdat ze de finesse van de techniek te weinig beheersen. Terwijl er misschien nog veel marge valt te halen door het verfijnen van de setup. Zoiets wordt ook alleen maar beter door ervaring. Ik denk niet dat iemand van 15, 16 meteen een fantastische testpiloot kan zijn.”

Uiteraard hangt er ook veel vanaf wat je als rijder kan opsteken op technisch vlak van de mensen uit jouw omgeving of team.
Dierckx: “Natuurlijk. Al is het op jonge leeftijd niet verkeerd om je eigen fouten te maken. Net door niet constant bij te sturen en een rijder soms een fout te laten begaan, laat hem toe om daar uit te leren. Ook uit verkeerde beslissingen kan je bijleren. Als rijders doe je er ook goed aan om zelf data te verzamelen. Schrijf dingen op, hoe meer informatie je van elk jaar hebt, hoe makkelijker het is om te vergelijken.”

In andere disciplines, zoals wegrace, is die jacht op data een tweede natuur. Zowel bij technici als monteurs. Ontbreekt dat soms in motorcross?
Dierckx: “Veel hangt af van de ambities en het niveau van de rijder. Voor een amateur die zich gewoon willen amuseren is die nood er veel minder. Standaard motoren zijn -af fabriek- tegenwoordig ontzettend goed afgesteld om te beantwoorden aan de noden van de gemiddelde motorcrosser. Dan moet je vooral net niet teveel gaan ‘prutsen’. Soms ga ik nog wel eens naar een amateurcross kijken. Als ik dan in de VLM bij de Beloften rijders zie starten met een A-kit vering… Tja, dat is niet wat je op dat moment nodig hebt.”

Het materiaal alleen is zeker niet zaligmakend terwijl professionele raceteams de motor net laten meegroeien met het niveau van de rijder.
Dierckx: “Het perfecte voorbeeld was iemand zoals Dean Ferriss tijdens de MXoN. Feriss kwam van Australië en kreeg in Matterley Basin twee standaard 2015 YZ450F tot zijn beschikking. Hij bracht zijn vering, uitlaat en stuur mee. Meer niet. Toch draaide Ferris goed mee. Als je dan ziet wat sommige rijders doen op het vlak van tuning! De motor is wel degelijk belangrijk maar een standaard motor is zo performant dat het nuttiger is om in eerste instantie zelf harder te werken dan aan de motor te tunen.”

Veel amateurs kijken naar de nieuwe tuner die furore maakt in de GP-wereld om hen een winnende motor te bezorgen. Of mensen gaan van de ene tuner naar de andere om telkens ontgoocheld te raken.
Dierckx:
“Dat werkt inderdaad niet. Natuurlijk zijn er zeker vakmensen op het vlak van motortuning. Die hebben we genoeg in België en Nederland. Maar als je daar naar toe gaat terwijl die man in kwestie je helemaal niet kent, hij heeft je nog nooit zien rijden, hij weet niet welke stijl je hebt… Dan weet hij ook niet wat hij precies moet maken. Oké, je kan ‘m als rijder wel informatie leveren maar ik denk dat het belangrijk is om met een tuner te werken die je echt kent, die weet wat je nodig hebt. Voor iemand die echt op zoek gaat naar betere prestaties voor zijn motor is vering naar mijn mening nog belangrijk dan het blok of de uitlaat.”

Wat is jouw raad voor iemand die er van doomt om als monteur bij Wilvo-Yamaha aan de slag te gaan?
Dierckx: “Zeker eens bellen naar ons! Eerst en vooral moet je het heel graag willen. Je moet gepassioneerd zijn en dat moet je ook laten zien. Daarnaast heb je dat tikkeltje geluk nodig om ergens aan de slag te gaan op een goed niveau. Het is geen noodzaak dat je zelf een goede rijder was of bent. Doorgroeien kan ook altijd in deze job. In een topteam begin je vaak als trainingsmonteur of helper.”

Bedankt voor jouw tijd, veel succes komend seizoen!
Dierckx: “Graag gedaan, merci!”

Tekst: Tom Jacobs
Foto’s: Eva SzabadfiYamaha Racing