Michael Velkeneers, zoon van achtvoudig GP winnaar Marc, was zelf een groot talent als jeugdcrosser. Nadat Michael zijn helm aan de wilgen hing in 2016, vond hij echter ‘n nieuwe passie op twee wielen: wielrennen. De Truienaar gaat er ook 100% voor in zijn nieuwe uitdaging. Of wat had u gedacht!
Ondertussen is Velkeneers 26, maar hij heeft al een hele weg afgelegd in de sport. Eerst als motorcrosser en de voorbije vier jaar op de fiets. Het motorgeluid viel weg, maar de gedrevenheid is er nog steeds net zoals de steun van zijn sportieve familie.
Michael’s topexploot deze zomer: van Oostende naar Sint-Truiden en terug. Die dag reed hij maar liefst 450 kilometer. Met zijn memorabele rit, net op één van de heetste dagen van het jaar, reden Velkeneers en zijn kompanen zich in de aandacht voor Fighters Against Cancer (FAC), een jaarlijks benefiet dat strijdt tegen kinderkanker.
Was je al een fervent fietser tijdens jouw motorsportcarrière?
Michael Velkeneers: “Toch wel, zeker ook omdat ik een coureur in de familie heb. De man van mijn nicht, Timothy Stevens (Acrog-Tormans BC/CX) reed al koers en zo ging ik met hem mee als hij ging losfietsen. Vandaar is het alleen maar gegroeid. In juni heb ik dan samen met mijn goede kameraad Ruben Putzeys een eigen fietsclub opgericht, dat werd de Kadans Cycle Club. Door kwetsuren is fietsen ook de ideale sport voor mij want lopen ging niet meer.”
De afgelopen weken dook je hier en daar op in de regionale pers. Telkens met indrukwekkend lange fietstochten. Het deed ons denken aan de krachttoeren van Cedric Grobben en Nolan Cordens.
Velkeneers: “De solo-tocht van Cedric was inderdaad enorm straf! Toen de Corona-lockdown begon, hadden ik en Ruben plots veel tijd en wilden we toch iets leuks doen om naar uit te kijken. Zo kwam we als eersten op het idee om een week van 1.000 kilometer te doen. We hadden drie speciale ritten gepland met telkens wat toeristische bezienswaardigheden. Zo hadden we ook een Ronde van Limburg uitgestippeld. Maar het grappige was dat iemand anders ‘m als eerste had gereden. Helaas! We zouden donderdag rijden maar door mijn werk moesten we uiteindelijk uitstellen. Die avond kreeg ik een berichtje “Jullie hebben een heel mooie rit gemaakt, het was de moeite om ze te rijden.” De rit zelf hadden we immers al op Strava gezet maar we hadden nooit gedacht dat er al iemand eerder aan zou beginnen!”
Maar jullie hebben de 1000 kilometer week dan met enkele dagen vertraging afgewerkt?
Velkeneers: “Klopt. ’s Maandags deden we de ronde van Limburg met twee. Een rit van 314 kilomter. ’s Woensdags deden we een monumentenrit. Vertrek in Sint-Truiden naar het Atomium, dan naar de Muur van Geraardsbergen en van daar via de Leeuw van Waterloo terug naar huis. Op vrijdag zijn we dan van bij ons naar Houffalize getrokken -waar het stamcafé van Cadans, café Coureur in Borgloon, volgend jaar een B&B opent- om dan door te rijden naar de finale van Luik-Bastenaken-Luik. Die zou normaal gesproken op dat moment plaatsvinden. Dat was ook weer goed voor 280 kilometer en 4.800 hoogtemeters. Omdat we die 1.000 kilometer op een leuke manier probeerden te rijden, hebben we daar ook lokaal het nieuws mee gehaald. Uiteindelijk was het een week van 1.100 kilometer!”
Hoe heb je opgebouwd naar die marathonritten. Dagen van 180 kilometer of meer zijn niet zo evident.
Velkeneers: “Voor de coronacrisis ging dat heel intuïtief. We hebben vandaag zin om te gaan fietsen, oké let’s go! Eigenlijk waren we nooit bezig met kilometers. Vorig jaar hebben we dan voor het eerst naar de zee gefietst. Na 100 kilometer dachten we dan, “nu zijn we dood!”. Dit jaar was onze eerste rit op en af naar Antwerpen, goed voor 200 kilometer. Van daar zijn we beginnen opbouwen, telkens iets verder. Je rijdt niet meteen 300 kilometer. Je begint met 100 km, daarna 150 km enzovoort. Zonder dat ik het zelf erg merk zit ik nu vijf keer per week op de fiets -met de fietsclub en twee dagen dat ik les geef voor de Vlaamse Wielerschool- en maal ik vlot kilometers af zonder dat ik er veel moeite voor hoef te doen. Eind dit jaar zou ik graag 20.000 kilometer op de teller hebben!”
Waar moet je opletten als je graag voor dat langere werk wil gaan als beginnende fietser?
Velkeneers: “Goed opbouwen en luisteren naar jouw eigen lichaam. Eénmaal je dan voldoende basis hebt en je staat voor zo’n lange rit moet je maar aan één ding denken: voldoende eten en drinken. Zolang er ‘brandstof’ in jouw lichaam gaat, kan je blijven gaan. Als je niet meer kan eten, of je stelt vast dat je honger of dorst hebt dan ben je te laat. Toch moet je ook wat doseren natuurlijk. Te veel eten is ook niet efficiënt maar je weet dat je ongeveer 90 calorieën per uur moet opnemen. Zo kan je ook spreiden en ga je bijvoorbeeld voor drie keer 30 calorieën. Daarnaast moet je ook veel drinken. Tijdens onze rit naar de zee hadden we 72 flessen water bij voor zes man. Toen we thuis kwamen, waren er nog maar 4 over. We hebben dan ook uitgerekend op één van de heetste dagen van het jaar gereden.”
Zoals je net aangaf, geef je ook les aan de Vlaamse Wielerschool. Hoe ben je daarin gerold?
Velkeneers: “Via Ruben (Putzeys) hoorde ik dat ze voor de Vlaamse Wielerschool op Ciruit Zolder een trainer zochten. Hij wist dat ik goed met kinderen overweg kon en ik had ook al mijn diploma als initiator in de motorcross. Lesgeven is dus wel iets dat me aanspreekt. Marc Wauters (red. ex prof wielrenner en Cycling manager van Circuit Zolder) was enthousiast over mijn aanpak en vroeg me dan om vaker te komen. Zo is het begonnen. Daarom zit ik nu op woensdag en vrijdag op Circuit Zolder en ik vind het super leuk om de kinderen op te leiden. Hun energie is héél aanstekelijk. Vooral woensdag is een topdag als ze hun verhalen van de koers tijdens het weekend vertellen. (glimlacht) Het zijn net echte profs!”
Wat is voor jou de voornaamste kick in het wielrennen?
Velkeners: “Dat klinkt misschien gek, maar het draait vooral om teamwerk voor mij. Toen ik er fanatiek mee begon, maakte ik de afspraak dat ik samen voor mijn doelen wilde gaan met Ruben, mijn sparring partner zeg maar. En dat groepsgevoel streef ik ook na in de club. Iemand mee nemen en samen doelen bereiken. Ik kijk niet alleen naar mezelf. In onze fietstocht naar de zee voor Fighters against cancer was ik er ook op gebrand dat we met zes zouden vertrekken en ook met zes weer aankomen. Ook al moet ik iemand bij wijze van spreken met een koord trekken… ‘Samen uit, samen thuis’ is echt mijn motto. In de fietsclub wil ik dat mensen plezier beleven aan hun activiteit. Niet dat ze na één keer zeggen, ’Dit nooit meer!’. Ook tijdens onze rit naar de zee waren er moeilijke momenten, maar we hebben elkaar er door geholpen. Terwijl we toch met een heel diverse groep zaten, iemand van 26 maar ook eentje van 56. Op zich is dat ook interessant dat er zo’n verschillende profielen in een groep zitten want dan hoeft niemand zich per sé te vergelijken, iedereen is toch zo verschillend. Maar het waren stuk voor stuk kleppers met een grote passie voor de fiets. En die passie maakt het verschil als het lastig wordt.”
Kan het competitiebeest in jou zich uitleven in de wielersport?
Velkeneers: “Ik heb al wel eens een amateurwedstrijd meegedaan, maar zonder specifieke voorbereiding. Puur voor de fun dus. Binnenkort wil ik er graag nog eens enkele meepikken. Een beetje afwachten of me dat gaat liggen. Eigenlijk moet ik het vooral van mijn uithouding hebben. In een koers van 70 kilometer zou ik me normaal wel moeten kunnen bewijzen.
Wat maakt Kadans Cycle Club volgens jou anders dan andere fietsclubs?
Velkeneers: “Op veel plaatsen is het alleen een uitgestippelde rit rap afwerken en dat is het dan. Bij ons draait het meer om beleving. De snelheid of op een bepaald uur thuis zijn is niet de prioriteit. Elke keer willen we een andere toer maken. Op donderdag, zaterdag en zondag hebben we een rit. We zorgen voor drie verschillende groepen van drie verschillende snelheden zodat iedereen z’n eigen tempo kan rijden. Op die manier kan je zelf kiezen of je sneller of trager wil rijden. Als het even kan willen we er ook iets speciaal van maken. Enkele weken terug zijn we naar de muur van Hoei getrokken. Die zijn we dan op gereden om geld te verzamelen voor de MS liga. Binnenkort gaan we bijvoorbeeld naar Bioracer, een partner van Kadans en Café Coureur. Daar kunnen onze leden dan zien wat er allemaal schuil gaat qua technologie achter onze broeken en truitjes. Als het Amstel Gold Race was, zijn we naar de Cauberg gereden waardoor beginnende fietsers meteen ’n idee kregen van hoe het eigenlijk in het echt is. Zo snijden we natuurlijk wel meer bekende Belgische of Vlaamse klimmetjes aan. We hebben bijvoorbeeld heel veel beginners. Gasten die voetbalden en nu tijdens de coronacrisis zijn beginnen fietsen! Dat we na de rit iets drinken en naar de koers kijken op TV maakt het dan compleet.”
Kadans groeit in ieder geval stevig heb ik met laten vertellen!
Velkeneers: “Klopt. Ons eerste doel was om voor het einde van het jaar dertig leden bij elkaar te krijgen. Ondertussen zitten we aan 75, het loopt dus zeker lekker. We hebben nog heel wat plannen om verder te groeien maar alles is natuurlijk nog pril. Allez, alles behalve het logo dan dat hebben we overgenomen van ’n al bestaand Café Coureur initiatief. Vandaar die 2015 in ons logo! Ook om fietsers specifiek te ondersteunen qua performance zitten we trouwens nog op ideeën te broeden. Kadans Cycle Club is in ieder geval een project waarin we ons helemaal kunnen smijten.”
Met welke fiets rij je momenteel?
Velkeneers: “Een Specialized Tarmac SL6. Ik weet niet dat te maken, heeft met mijn motorcrossachtergrond maar ik ben wel enorm gebeten door de technologie die achter de racefietsen schuilt. Die nieuwe Tarmac SL7 steekt mijn ogen uit maar ik kan er geen 11.500€ aan uitgeven. Uiteindelijk moet je nog altijd trappen natuurlijk!”
Wat is de volgende grote uitdaging?
Velkeneers: “We zijn er nog niet helemaal uit maar we spelen met het idee om naar de Mont Ventoux te gaan en die 10 keer op te rijden op één dag. Met een beetje geluk doen we dat nog in september.”
Is dat sociale aspect iets dat je miste in de motorsport?
Velkeneers: “De laatste jaren dat ik crosste wel, het was ieder voor zich geworden. In de jeugd zat vroeger iedereen samen in de tent en werd er plezier gemaakt. Gaandeweg werd de sfeer minder goed. Mensen die elkaar geen succes meer gunden ook. Zo zit ikzelf niet in elkaar. Ik feliciteer liever iemand met een mooie prestatie dan dat je denkt, “jammer dat-ie niet gevallen is.” Aan die mentaliteit heb ik een hekel.”
Waar ben je het meest trots op als je terugkijkt op jouw motorcrosscarrière?
Velkeneers: “Vooral op alles wat ik in de jeugdrangen heb gepresteerd. Ik ben Waals kampioen geweest, ik ben Belgisch kampioen geweest, op één jaar won ik 40 crossen. Da’s iets wat toch redelijk uniek is. Ik heb de MX Masters Kids gewonnen, was derde in de World Mini Trophy in Jamoigne… Eénmaal ik op de grotere motoren kwam, heb ik wat pech gehad met blessures maar ik ben altijd blijven doorgaan en heb nooit het hoofd laten hangen.”
Na het crossen heb je nog één seizoen enduro gereden met Beta. Dat was niet wat je zocht?
Velkeneers: “In enduro heb je erg lange dagen terwijl ik zelf meer van intensiteit hield. Op ’n dag had je in totaal 1 uur van intensief rijden tijdens de tijdsproeven terwijl je voor de rest van de dag rustig verbindingsritten afwerkte. Dat was mijn ding niet. Ook qua cultuur was het heel anders dan motorcross, erg Franstalig met soms rare kronkels in hoe het reglement werd toegepast. Dan heb ik mijn conclusies maar getrokken.”
Volg je de motorcross nu nog?
Velkeneers: “Zeker, ik volg nog alle GP’s en Tim Gajser is altijd een goede kameraad gebleven. Ik leerde ‘m kennen toen ik EK 85cc reed en hij reed EK65cc. Als ik ‘m nu tegenkom is hij nog altijd even vriendelijk als 10 jaar geleden. Die jongen werkt zo hard en is helemaal toegewijd aan zijn sport. Daar heb ik enorm veel respect voor, ook omdat hij het als jeugdrijder met zo weinig middelen moest stellen. Ik vind het super mooi wat hij al heeft verwezenlijkt.”
Denk je nu niet, was ik maar ooit vroeger begonnen als coureur?
Velkeneers: “Nee, ik heb nooit de ambitie gehad om professioneel wielrenner te worden. Ik heb enkele vrienden die prof zijn en ik zie ook welke opofferingen zij moeten brengen. Bijvoorbeeld als het op hun dieet aankomt. Of hoe zwaar hun trainingen zijn. Dan is het plezier in het fietsen snel weg denk ik. In het WK motorcross zijn de plaatsjes beperkt maar dat heb je net zo goed in de UCI World Tour!”
Als motorcrosser heb je zeker lef nodig. Dat geldt echter ook voor wie hard wil gaan op de fiets waar durf en stuurmanskunst zeker een verschil kunnen maken. Heeft jouw achtergrond daarin geholpen?
Velkeneers: “Eigenlijk wel hoewel fietskameraden daar altijd mee lachten. Ik zeg altijd: “de shifter op de fiets dient alleen om te schakelen en niet om te remmen.” Meestal ben ik de eerste om een afdaling of moeilijke bocht aan te snijden. Ze weten toch dat ik niet zal stoppen!”
Tekst: Tom Jacobs
Foto’s: Archief Michael Velkeneers, Filip Decoster, Gino Maes
Klik hier voor meer info over Kadans Cycle Club
Klik hier voor meer info over Café Coureur
Klik hier voor meer info over de Vlaamse Wielerschool
BMW experimenteert graag met haar GS-concept. Het GS-gamma uit München is breed uitgesmeerd maar de…
De grootste Europese motorbeurs EICMA in volop bezig. In de onderstaande video zie je een…
Niets zo goed om het gas te leren controleren dan een potje flat track! Tweevoudig…
Kay De Wolf schreef dit jaar geschiedenis met een grote G. The Red Hurricane bezorgde…
Na zijn zesde plaats tijdens de EMX85 finale in Loket maakt David Cracco het komende…
Het bekende Amerikaanse Fly Racing heeft eindelijk 'n toptransfer beet in het WK motorcross! Volgend…