Published On: 19 april 2025

Motocross is ruig, snel en zit vol actie. Perfect om te fotograferen dus, maar ook best een uitdaging. Want hoe krijg je nou dat ene moment waarop de motor loskomt van de grond haarscherp op beeld? En hoe laat je die snelheid voelen in je foto’s? Geen zorgen, met de juiste aanpak lukt het zeker. Hier vind je handige tips voor het fotograferen van motocrross, zodat je beelden niet alleen scherp zijn, maar ook echt wat uitstralen.

Kies het juiste objectief

Motorcross gaat hard. Wisselen van lens midden op het terrein is dus geen handige zet. Neem een veelzijdige lens mee, zoals een 24-70mm F2.8. Hiermee kun je makkelijk schakelen tussen wijd en ingezoomd. Voor de springschans is een 70-200mm lens ideaal, omdat je dan net dat extra bereik hebt. Zorg sowieso dat je apparatuur tegen een stootje kan. Er vliegt van alles door de lucht: zand, modder, steentjes. Je camera moet wel wat kunnen hebben. Bescherming tegen stof en vocht is geen overbodige luxe. Wil je zeker weten dat je het juiste moment vast weet te leggen? Kies dan voor de Canon R5 Mark II voor het maken van scherpe, bewegende foto’s.

Kies je plek slim uit

Waar je staat maakt echt het verschil. Op rechte stukken kun je goed oefenen met panning: je beweegt je camera mee met de motorrijder en gebruikt een wat langere sluitertijd, bijvoorbeeld 1/60. Zo blijft de motor redelijk scherp, maar wordt de achtergrond lekker wazig. Dat geeft die typische snelheidssfeer. Het kost wat oefening, maar het resultaat is vaak spectaculair. Bij bochten krijg je vaak opspattend zand – top voor actiefoto’s. En bij de springschans? Daar kun je rijders in volle vlucht vastleggen. Zoek een plekje waar je goed zicht hebt en het liefst twee hoeken kunt pakken: recht voor de sprong en vanaf de zijkant. Zo heb je meteen meer variatie in je foto’s.

Gebruik de juiste instellingen

Actie vastleggen betekent dat je sluitertijd belangrijk is. Wil je een sprong bevriezen? Dan zit je al snel rond de 1/1000e seconde. Iets lager mag ook, maar hoe sneller de actie, hoe korter je sluitertijd moet zijn. Bij langzamere stukken, zoals bochten, kun je wat lager gaan zitten. Zet je camera op burst-modus (meerdere foto’s per seconde), dan vergroot je de kans dat je net dat ene moment pakt. Nét voor het hoogste punt van een sprong, of precies op het moment dat er zand omhoog vliegt. Werk je met back button focus? Ideaal. Je stelt dan los scherp van het moment dat je de foto maakt. Je focust een keer en wacht tot de rijder weer in je kader zit. Scheelt gedoe én het is sneller.

Let op het licht

Soms heb je te maken met tegenlicht, bijvoorbeeld bij de springschans. In dat geval kun je je lichtmeting instellen op centrumgewogen. Dan zorgt je camera ervoor dat het midden van je beeld (de rijder dus) goed belicht is, ook al is de lucht daarachter overbelicht. Prima, zolang je onderwerp maar goed zichtbaar is.

Foto: Canon