Deze week kregen we voor het eerst de Ducati crosser te zien. De Desmo450 MX uit Bologna zal vanaf maart ingezet worden in het Italiaans Motocross Pro Prestige MX1-kampioenschap. De gebruikte techniek van Ducati is alom gekend in de motorcross behalve één item: De klepbediening in de cilinderkop.
Moderne viertaktcrossers hebben een conventionele klepbediening met klepveren. De opening wordt geforceerd door een nok die de klep openduwt op het juiste moment. Het sluiten gebeurd doormiddel van een klepveer die de klep weer tegen de zitting duwt.
Een nadeel van dit systeem is dat bij hoge toerentallen kleppen durven gaan zweven waardoor het risico ontstaat dat de kleppen tegen de zuiger knallen en zo schade veroorzaken. Het maakt dat motorontwikkelaars rekening moeten houden met een maximum toerental waarbij er geen schade optreedt. Het is één van de redenen waarom een crossmotor een toerentalbegrenzer heeft.
Desmo
Ducati gebruikt de naam Desmo voor de machines die zijn uitgerust met het “Desmodromic Valve System”. Het merk is momenteel de enige fabrikant die deze wijze van klepbediening toepast. In het verleden paste Mercedes het even toe op hun F1 raceauto’s van de jaren ’50. In tegenstelling tot een conventioneel systeem worden de kleppen van de Ducati crosser geforceerd gesloten. Het maakt dat hogere toerentallen mogelijk zijn met dit systeem.
Voordelen
Ducati heeft de Superquadro Mono in haar rekken staan, recent gelanceerd als de krachtigste ééncilinder ter wereld. Ook deze motor is uitgerust met het kleppensysteem van Ducati-ingenieur Fabio Taglioni. Het is een gloednieuwe 659 cc korte-slag ééncilindermotor met desmodromische klepbediening. Hij erft het racekarakter van de Superquadro en het desmodromische klepsysteem waardoor hij hoger in toeren kan draaien dan alle andere motoren en zich kan uitdrukken in een sensationele acceleratie.
Het lijkt erop dat net dat gegeven de ingenieurs in Bologna ervan overtuigden om het “Desmo-systeem” ook op de crosser te gebruiken.
Elk voordeel heb ze nadeel
Het systeem heeft meer onderdelen en is ingewikkelder. Omdat er meer bewegende delen zijn (destijds met drie nokkenassen, nu nog met eentje) moet er meer massa worden aangedreven en dat slorpt weer een beetje vermogen op. Destijds waren kortere onderhoudsintervallen van toepassing op het systeem, maar sinds de introductie in 1956 heeft Ducati voortdurend aan het systeem gewerkt, waardoor dit nadeel is komen te vervallen.
Het lijkt erop dat Ducati het extra gewicht en het bijbehorende kleine vermogensverlies accepteert, gezien het feit dat er voldoende vermogen beschikbaar is met een 450 cc viertaktmotor. Momenteel hebben we er geen zicht op maar de kans is reëel dat Ducati het Desmo-systeem ook zal gebruiken op hun 250F machines. Ze bewezen in het verleden dat ze de techniek in huis hebben om ook lichte motoren te laten lopen als vergif met dit soort van kleppenaandrijving. Het was trouwens een 125cc motor in 1956 die voor het eerst dit systeem toebedeeld kreeg.
De 125 GP Desmo draaide een voor die tijd waanzinnige 13.000 toeren per minuut. Hij debuteerde in 1956, voordat Gianni Degli Antoni hem naar de overwinning reed in de Zweedse GP in Hedemora later datzelfde jaar. In de daaropvolgende jaren kwam Ducati dicht bij de wereldtitel door drie races te winnen, met Alberto Gandossi in België en Zweden en met Bruno Spaggiari in Italië. In 1959 domineerde een jonge Mike Hailwood de GP van Ulster en sloot het 125-wereldkampioenschap af op de derde plaats.
Vanaf 2025 zal de Ducati Desmo450 MX te zien zijn in de MXGP. Het zijn trouwens negenvoudig wereldkampioen Antonio Cairoli en Alessandro Lupino die zullen meehelpen met de verdere ontwikkeling van de machine. Enkele jaren geleden zette een ander Italiaans merk (Beta) al de stap naar de MX. Vorig jaar kondigde Triumph hetzelfde aan en nu is er dus ook Ducati die een deel van de koek wil opeisen. De motorcross krijgt er in enkele jaren tijd drie producenten bij. KTM, Suzuki, Honda, Yamaha, Kawasaki, GasGas, Husqvarna en TM zijn gewaarschuwd.
Foto’s: Ducati Media House en Mercedes-Benz
Tekst: Danny Hermans