X

Mega-interview met André Malherbe!!!

Drie keer werd André Malherbe wereldkampioen motorcross. Zijn invloed op de motorsport in het algemeen en op het Belgische MX in het bijzonder reikt echter veel verder. Het Belgische team bracht voor de MX Of Nations in eigen land hulde aan André door zijn beeltenis op het officiële 2012 teamshirt te plaatsen. Nu is het onze beurt om nog eens een ode te brengen aan deze grote kampioen. Ludo Vervloet, een ervaren rot in de (motor)journalistiek, schreef een schitterend interview met André Malherbe en zijn begeleider Jean-Claude Laquaye. Zoals je zal merken zijn André en Jean-Claude twee vrienden voor het leven en twee immense motorcrosskenners en -fans. Veel leesplezier!

– door ludo vervloet –

Bengt Aberg verlengde in 1970 zijn titel 1969 voor Husqvarna en de Brit Graham Noyce won in 1979 de eerste voor Honda. Tussendoor was het al De Coster en Mikkola wat de klok sloeg. Vijf 500cc-titels voor De Coster, 3 voor Mikkola die tussendoor ook nog een wereldtitel 250cc meegraaide. Bij Honda werd Noyce in 1980 al in de verdrukking gereden door André Malherbe die in zijn tweede Hondajaar meteen zijn eerste wereldtitel pakte. Eén jaar later bevestigde André met een tweede wereldtitel.

Roger De Coster nam in 1980 afscheid van de actieve motorsport met een klinkende zege in de GP van Luxemburg, zijn allerlaatste wedstrijd ooit. “’t Is mooi geweest”, zei Roger, “en mijn opvolger Malherbe is best in staat om mijn vijf wereldtitels minstens te herhalen zoniet te verbeteren. Zo ver kwam het niet maar met drie wereldtitels en vele dichte ereplaatsen mocht André eind 1986, zijn laatste motorcrossjaar, toch plaatsnemen in de galerij van de allergrootsten. André verkaste in 1987 naar de autosport, de Franse F3. In de winter van ‘87 tekende hij bij Yamaha France een contract voor enkele Dakars. Het zou bij één woestijnrally blijven. 6 januari 1988  maakte hij een ongelukkige val, de gevolgen waren verschrikkelijk: verlamd tot aan de nek voor de rest van zijn leven. Meteen de start van een nieuwe carrière.

Hoei

Peter, Philippe en ik houden halt voor een enorme kast van een villa uit het begin van vorige eeuw. De oprijlaan snijdt een park doormidden, groter dan een voetbalveld. Een in grote tegels aangelegd opklimmend rolstoelpad brengt ons bij de geopende keukendeuren waar André en Jean-Claude Laquaye, zijn onafscheidelijke vriend voor het leven, ons zitten op te wachten. De begroeting is hartelijk.

“Ik heb deze eigendom in 1980 gekocht”, verduidelijkt André meteen. “Na mijn eerste wereldtitel. Toen werd er nog goed betaald in de motorcross.” Jean-Claude zet koffie en schenkt water. Jean-Claude is de engelbewaarder van André bij het leven. André wordt door zijn beste vriend geholpen, een spontaan ritueel dat al 24 jaar standhoudt. Jean-Claude staat dag en nacht ter beschikking van zijn verlamde vriend. Als er een hemel bestaat, zit Jean-Claude beslist op de eerste rij.

Hoe hebben jullie elkaar leren kennen? is een vraag die misschien al duizendmaal gesteld is, maar André verliest er zijn glimlach niet bij.
André – “Ik was 5, Jean-Claude 7. Mijn vader reed motorcross bij de amateurs, ik was elke zondag zijn beste supporter. Jean-Claude vergezelde zijn buur die ook croste. Toevallig waren die twee ook grote rivalen. Het was elke zondag Malherbe tegen Leclerq. Toen wij ouder waren en allebei ook voor de motorcross hadden gekozen, trokken we samen naar de wedstrijden. Trainen deden we ook samen: footing, fietsen, gymnastiek. Wekelijks speelden we urenlang tafeltennis op de zolder van mijn huis. Vandaag is Jean-Claude 58, ik 56 en zijn we nog altijd dezelfde vrienden van vroeger.”

– Wie was aanvankelijk de beste?
André – “ Ik was 10 toen ik mijn eerste wedstrijd reed. Jean-Claude heeft me toen geklopt.”
J.-Cl.-  “Later hebben we amper nog samen gereden. Wanneer André 125 of 250cc reed, zat ik in 250 of 500cc, ook het omgekeerde was waar. Toeval eigenlijk.”

–  In 1973 en 1974 won je het EK 125cc op Zündapp, met een Franse vergunning.
André – “ Uit noodzaak. Ik was te jong voor een Belgische. Die twee titels openden echter niet meteen deuren bij grotere fabrieken. In 1975 reed ik opnieuw voor Zündapp, nu in het eerste WK 125cc ooit. Gaston Rahier en Watanabe reden de eerste Suzuki’s, Gaston werd wereldkampioen. In de eerste helft van het WK brak ik een been, ik weet zelfs niet meer waar dat gebeurde, en miste daardoor de rest van het WK. Toch eindigde ik nog 5de of 6de in de eindstand. In 1976 kreeg ik bij Jaak Vanvelthoven een contractje om KTM 250 te rijden. Moisseev werd wereldkampioen, ik eindigde 12de in dat WK.

In 1977 bleef ik rijden voor Jaak, maar van KTM kreeg ik ook hulp onder de vorm van wisselstukken en geprepareerde motoren. Dat loonde want na afloop van het WK mocht ik met de Russen Moisseev en zijn luitenant Kavinov het WK-podium op. Hun derde man, zijn naam schiet me nu niet te binnen, eindigde dus achter mij. Ik had de indruk dat mijn carrière nu echt gelanceerd was. In Mattighofen zag men de zaken echter anders. “We hebben drie goede Russische rijders die alle drie voor een podiumplek kunnen zorgen”, vertelde de KTM-leiding me. “Nu jij je ook voor de titel komt aanmelden, interesseert een vierde rijder ons eigenlijk niet. Ga jij het maar eens waarmaken in 500cc. In 1978 zat ik dus voor het eerst in het WK 500cc en dat liep helemaal niet zo slecht. Halfweg het seizoen stond ik vierde in de voorlopige WK-stand, maar dan begonnen de problemen zich op te stapelen: de aanvoer van wisselstukken liep helemaal mank. Ik eindigde het WK op de 6de of 7de plaats.”

André is niet meer te stoppen. In de komende minuten ratelt hij het vervolg van zijn carrière eruit die nu helemaal Honda gekleurd wordt.

André – “In 1979 kwam ik bij Honda onder de pannen. Graham Noyce werd wereldkampioen, Gerrit Wolsink tweede en ik derde. Ik voelde dat een eerste wereldtitel er zat aan te komen.In 1980 won ik inderdaad mijn eerste wereldtitel voor Brad Lackey. Een jaar later kon ik mijn titel verlengen na een bitsig duel met Graham Noyce. Het waren mijn mooiste jaren in de motorcross.

Vertel nog eens kort hoe het er toen aan toeging…
André – “In 1980 was Brad Lackey mijn kwaadste klant. Hij kwam naar de Belgische GP in Namen met een voorsprong van 7 punten. Ik won de beide reeksen op de Citadel en trok een week later naar de finale GP in Luxemburg met een voorsprong van 1 luttel puntje. In de eerste reeks “An der Warck” werd ik derde, Brad vijfde. Hij beweerde dat ik hem in de start in de omheining had gemanoeuvreerd, maar dat was niet zo. Hij verhaalde zijn slechte start gewoon op mij. En dat zou ik geweten hebben in de tweede reeks. Ik reed toen met een ei in de broek. Brad wachtte me voortdurend op met de bedoeling om me te doen vallen. Ik was doodsbang om uit te vallen, zijn enige kans om vooralsnog wereldkampioen te worden. Maar het viel gelukkig in de goede plooi. Zeker ogenblik ging hij zelf in de fout, zijn voorwiel gleed onderuit en het WK was beslist. Brad was een slechte verliezer, hij is me niet eens komen feliciteren.”

“Een jaar later reed ik de finale in Luxemburg tegen mijn toenmalige ploegmaat Graham Noyce. De week voordien in Namen had ik  3 punten achterstand omgebogen in 10 punten voorsprong op Noyce. Het werd weer een regelrechte zenuwenoorlog in Luxemburg. In de eerste reeks eindigde ik tweede achter Carlqvist, Noyce werd derde. In de tweede reeks heb ik wat geklungeld in de start, zeker ogenblik zat ik pas veertiende na een lichte val waarin ik mijn pols bezeerde. Net als het jaar voordien reed ik ook nu weer met de daver op het lijf. Gelukkig voor mij reden Vromans, Carlvist en Bruno zo sterk dat Noye pas vierde werd en ik achtste. Ik werd opnieuw wereldkampioen met nog 7 punten voorsprong.”

“In 1982 werd Brad Lackey wereldkampioen omdat ik mijn been brak in Carlsbad tijdens de GP van de VS. Een breuk zonder vallen, merkwaardig toch. Ik stond toen aan de leiding in het WK. Ik werd nog 5de in de eindstand. In 1983 was Hakan Carlqvist beresterk maar ik was ook goed. Carla werd evenwel wereldkampioen in het Nederlandse St. Anthonis, ik tweede. Ook in 1985 en 1986 werd ik vice-wereldkampioen achter mijn teamgenoot Dave Thorpe. Groot was het verschil nooit, maar groot genoeg.”

– Je vergeet er nog eentje…
André – “Ach ja, 1984, mijn geheugen laat me wel eens in de steek. Toen won ik mijn derde titel van Jobé en mijn Hondaploegmaten Thorpe, Vromans en Geboers.”

– En plots was je weg, voorgoed weg uit de motorcross…
André – “Tja, eind 1986 had ik er de buik van vol, ik wou nog iets anders doen in mijn leven, F3 bv. Mijn verhouding met Honda stond op een laag pitje. Ze vonden dat ik op mijn dertigste te oud was voor de motorcross. Zij wilden jong bloed  in het HRC-team. In de winter van ’86-’87 kreeg ik mijn kans in de autosport. In 1987 reed ik het Frans kampioenschap F3”

– Met succes?
André – “Euh…oui. Mijn beste resultaat was een 5de plaats in Francorchamps. Ik zeg “ja, met succes” omdat ik in de seizoenstart 3 sec trager was dan de snelste tijd. Een eeuwigheid in F3. Aan het eind van het seizoen was het verschil nog nauwelijks 7-8 tienden van een seconde. In de laatste wedstrijd van het jaar lukte ik de tweedebeste tijd, slechts één tiende van een sec trager dan Jean Alesi, die kampioen werd. Er was dus een duidelijke progressie gebeurd.”

Ik heb enorm veel geleerd in dat jaar F3. De wagenafstellingen zijn enorm belangrijk. In het begin had ik het daar enorm moeilijk mee. Maar met jongens naast je als Eric Comas (F1), Jean Alesi (F1) en Eric Bernard (F1) leer je razendsnel.Normaliter kon ik in 1988 opnieuw aan de slag bij HRC Honda, maar omwille van mijn ongeval in de Dakar is dat er nooit meer van gekomen. Het voelt nog steeds als een gemis aan.”

– Voor die achteraf dramatische Dakar ging je met Yamaha in zee…
André – “Ik was gecontacteerd door Jean-Paul Olivier, invoerder van Yamaha France. In feite hing ik direct af van Yamaha Japan maar via de Franse invoerder omdat de Dakar in die jaren erg belangrijk was in Frankrijk. Ik vond het fijn om in de maand januari de Dakar te kunnen rijden en wat centjes te verdienen. Autoracen was voor de rest van het jaar. Dat was mijn objectief. Het eerste jaar zou ik gaan om goed rond te kijken. C’est formidable le Dakar. ’t Is geweldig mooi, de landen, de landschappen…”, riepen de amateurs in koor maar ik heb me nooit een minuut geamuseerd in de woestijn.

Ik ben vertrokken met het idee om te leren en te eindigen in de top-5. Dat leek me een haalbare kaart. Winnen in mijn eerste jaar, neen, dat was echt te hoog gegrepen. Toen ik bij Yamaha tekende was het de bedoeling dat ik meerdere jaren zou meedoen. Eén of twee jaartjes om te leren, daarna om resultaten te behalen. Om het woestijngevoel bij te brengen ben ik een drietal dagen vooraf gaan oefenen in Algerije. Rijden en navigeren, als je het niet gewend bent is het vrij moeilijk. De grote jongens van toen waren Gilles Lalay, Aurioli, Rahier…er waren veel Italianen en Fransen onder de deelnemers. De Spanjaarden kwamen in die jaren nog niet naar de Dakar.”
J.-Cl. – ”Ik wou ook wel gaan maar ik kreeg geen interessante voorstellen.”

Volgende week deel 2