X

EnduroGP: Interview Jamie McCanney

Manxman Jamie McCanney schreef vorig jaar EnduroGP geschiedenis door als privateer de E1 te winnen in Slovakije. De 29-jarige veteraan heeft een lange en roemruchte carrière achter de rug, maar blijft net zo gepassioneerd. We spraken met McCanney net voor de 3de EnduroGP-ronde van het seizoen, komend weekend in Roemenië.

Tot nu toe behaalde de voormalige jeugd-en junior wereldkampioen drie podiumplaatsen in de E1 voor het Fast Eddy-team van viervoudig enduro-wereldkampioen Paul Edmondson.


Gefeliciteerd met je sterke prestaties tot nu toe, was dat waar je op gehoopt had?
McCanney: “Dank je wel! Aan het eind van vorig seizoen eindigde ik vrij sterk, dus ik wilde niet ‘slapen’ en helemaal opnieuw beginnen. Ik wist wat er nodig was om te komen waar ik aan het eind van vorig seizoen stond. Ik trainde hard en deed wat ik kon met de middelen die ik had. Dus met de eerste twee rondes in Portugal net achter elkaar was het belangrijk om goed te scoren. Er zijn niet veel rondes in het kampioenschap, dus je moet ze laten tellen!”

Je bent op dezelfde motor (Husqvarna) gebleven als vorig jaar, dus je wist wat werkte en wat je moest verbeteren. Hebben jullie in de winter nog aan de motor gesleuteld?
McCanney: “We hebben niet echt geworsteld met de motor op zich. Maar ik wist dat we het rijgedrag in de bochten moesten verbeteren, want daar verloor ik veel tijd. Dat is een gebied waar de motor beter kan. Vorig seizoen hebben we niet veel tijd besteed aan het testen van de vering en dat soort dingen. Zo gaat dat nu eenmaal in een klein team. Maar door het bekijken van video’s kwam ik erachter dat ik de bochten niet kon nemen zoals ik wilde. We hebben in het tussenseizoen wat tijd besteed aan het aanpassen van de afstellingen en we hebben zeker vooruitgang geboekt. In de openingsronde reed ik te stug met de vering, dus in de tweede ronde ging ik zachter. Dat voelde beter en ik heb het gevoel dat we de goede kant op gaan.”


Je won vorig jaar in Slowakije, jouw eerste overwinning in het WK sinds lange tijd. Dat was vast een enorme boost voor je zelfvertrouwen?
McCanney: “(glimlacht) Toegegeven, de omstandigheden waren erg Brits, omdat het er modderig was en zo. Toch was het een hele gave ervaring. Josep (Garcia) was duidelijk net terug van een blessure dus hij stond ‘n beetje op achterstand. Het was vijf jaar geleden dat ik voor het laatst won. Dat is best een lange tijd waarin er veel is gebeurd. Het niveau van de rijders in EnduroGP is zo hoog en er zijn zoveel rijders die op slechts een handvol seconden van elkaar eindigen. Dus om met een privéteam op de hoogste trede van het podium te staan is heel bijzonder. Uiteindelijk draait het team vooral om mij en drie andere jongens.”

Wat zijn de dingen waar je het momenteel zonder moet doen in vergelijking met de fabrieksrijders waar je het tegen opneemt?
McCanney: “Veel zit ‘m gewoon in de beperking van een privéteam ten opzichte van een fabrieksteam. Zoals het wachten op de aankoop van de racemotoren. Als team krijgen we niet in één keer 10 motoren van de fabriek geleverd. Ik heb een racemotor en een trainingsmotor. Mijn huidige trainingsmotor is de racemotor van vorig jaar en er staan waarschijnlijk meer dan 200 uur op! Tenzij we extra steun krijgen om een bijkomende motor te kopen, moet de racemotor het hele jaar mee. We proberen zo professioneel mogelijk te zijn, maar je moet creatief zijn. Mijn vriend die mijn monteur is, heeft mijn motor persoonlijk afgesteld in onze kleine werkplaats in Portugal. Het is niet zoals bij de fabrieksteams waar de motor op de dyno wordt gezet of met alle speciale onderdelen waar fabrieksrijders toegang tot hebben.”

Met zowel Steve Holcombe als Josep Garcia in de E1 kom je uit in de sterkste klasse. Hoe is dat voor jou?
McCanney: “Ik denk dat ik al 12 jaar deelneem aan het wereldkampioenschap, dus ik weet hoe het gaat! Het gaat om succes in de klasse, maar die jongens  gaan ook voor de EnduroGP-titel. Zondag in Valpaços was ik derde in E1 maar vijfde in EnduroGP. Dus dat zijn drie E1-rijders in de top-5. Het is wat het is. Het geeft ook een ander doel om naar te streven. In mijn geval is dat de kloof naar Garcia en Holcombe verkleinen tot minder dan een minuut en mijn afstelling voor elke ronde blijven verbeteren. Als ik goed rijd, zou ik moeten streven naar een top-5 plek in de EnduroGP tussen alle fabrieksrijders. Aan de andere kant kun je niet beïnvloeden hoe je concurrenten het doen…”

Na een hele dag rijden kun je een minuut achterstand hebben op de leider en tweede worden of je kunt zesde worden. Dat is heftig!
McCanney: “Dat is het zeker! Dat zou hetzelfde zijn als 30 seconden in motorcross na een race van 30 minuten, weet je. Dus zelfs als we een test van een uur hebben, zijn de marges vaak héél klein. Als 18-jarige ging ik vrij naïef het wereldkampioenschap enduro in. Ik volgde de resultaten niet en kende de rijders niet echt… Ik reed gewoon. Als je in het Junior wereldkampioenschap ziet waar je staat ten opzichte van jongens als Pela Renet, Antoine Meo of Christophe Nambotin, is dat een grote schok! Hoe kunnen ze in hemelsnaam drie minuten voor me liggen? Vooral als ik zo hard werkte als ik kon! Hoe ga je die kloof dichten? Soms maakte ik me daar zorgen over. Hoe dat zou gaan als ik naar de senior klassen zou gaan! Maar het is allemaal goed gekomen.”


Op dit moment steken Holcombe en Garcia er bovenuit in EnduroGP. Wat maakt hen zo speciaal? Of moet ik Andrea Verona in dezelfde groep zetten?
McCanney: “Ik heb het gevoel dat er meer elite-rijders zijn dan alleen Steve en Josep. Brad Freeman komt weer terug op zijn beste niveau na een behoorlijk zware blessure, Nathan Watson doet zijn best en zet hier en daar uitstekende tijden neer. Samuele Bernardini is consistenter, Zach Pichon kan supersnel zijn… Dit gezegd zijnde, zowel Holcombe als Garcia zijn fenomenale piloten. Bovendien zijn ze blijven groeien zonder grote blessures of veel gemiste wedstrijden. Je ziet hoe sterk Steve eigenlijk is aan hoe goed hij zich heeft aangepast nadat hij deze winter van motor verwisselde nadat hij Beta verliet en naar Honda ging. Hij zit er meteen weer tussen vooraan. Je kan dus niet zeggen dat zijn niveau aan de motor te danken is. Als de bal éénmaal aan het rollen gaat en je hebt dat vertrouwen, dan ligt dat voor een groot deel aan je mindset en je conditie.”

Je moet 100% zijn om op het hoogste niveau mee te doen om titels en dat is onmogelijk zonder momentum en focus.
McCanney: “Precies! Ik denk dat dat voor elke serie geldt, omdat het niveau van de competitie nu zo hoog is. Ik denk niet dat een van de top-5 MXGP-rijders nu naar EnduroGP zou kunnen komen en meteen top-5 zou kunnen rijden. Andersom zou dat ook niet mogelijk zijn met een top EnduroGP rijder die overgaat naar MXGP. Je ziet dat zelfs wanneer rijders van discipline wisselen met offroad. Zoals van EnduroGP naar GNCC of van harde enduro naar EnduroGP.”


Als alle rijders gezond zijn, is het Britse team de gedoodverfde favoriet moeten zijn voor de ISDE in Spanje?
McCanney: “Het zou cool zijn om iedereen bij elkaar te krijgen, maar het hangt af van hun contractsituatie, hoe het met ze gaat in die tijd van het jaar enzovoort. Maar we weten allemaal dat als iedereen van de Britse top zou meedoen, we heel moeilijk te verslaan zouden zijn!”

Absoluut! Het is opmerkelijk wat je tot nu toe hebt bereikt. Jeugd wereldkampioen in 2013, Junior wereldkampioen in 2015, Enduro vice wereldtitels, de ISDE winnen in 2022 en natuurlijk jouw Dakar deelnames. Zou je een terugkeer naar rallyraid overwegen?
McCanney: “Ik heb eigenlijk nooit een rallyraid campagne kunnen draaien zoals het hoort. Ik heb goede en slechte dingen meegemaakt in rally. Ik had ook gewoon de pech dat dit net gebeurde tijdens COVID. Ik had pas de Merzuga rally gereden in april en mijn volgende wedstrijd was Dakar in januari het jaar daarop! Ik werd 5de of 6de in een etappe, maakte beginnersfouten zoals stoppen om een rijder in de problemen te helpen met de gedachte dat ik mijn tijd wel terug zou krijgen. Mogelijk heb ik door die fouten de rookie zege weggegooid. In mijn tweede Dakar ging mijn motor kapot op dag vier. Einde verhaal. Maar zelfs voor die race in 2021 had ik alleen Andalusië gedaan. Uiteindelijk heb ik vier races gereden in bijna 3 jaar tijd, dus dat komt bij lange na niet neer op een fulltime programma. Het was een ervaring en aan de andere kant was er op dat moment niet veel gaande in de wereld. Het verhaal had er anders uit kunnen zien als COVID er niet was geweest en wil een mooi programma had kunnen afwerken.”

De rijvaardigheid of het niveau van de individuele rijder in EnduroGP vertalen zich ook niet altijd meteen naar rally.
McCanney: “Dat is waar. Ik geniet van de techniek die je nodig hebt voor enduro: in en uit bomen stuiteren. Ik geniet ook van de fysieke kant ervan, hoe je een verschil kunt maken door jezelf te pushen op training. Ik hou ervan hoe fysiek en moeilijk EnduroGP op dit moment is. Je voelt dat je fysiek tot het uiterste gaat, dat is in rally heel anders. Toegegeven, je moet fit zijn, maar het is lang niet zo intens of snel in de bochten. Dat zijn de dingen die je een beetje verliest in rally. En natuurlijk is er meer risico. Ik heb ervan mogen proeven en ik had het geluk dat ik er zonder zware valpartijen vanaf ben gekomen. Wat dat betreft ben ik blij dat ik weer terug ben bij enduro. Hoewel het geld -zelfs als je op het hoogste niveau rijdt- niet te vergelijken is met het geld op het hoogste niveau in de rally. Eén ding dat ik wel echt ben gaan waarderen is hoe leuk het is om dit -mijn hobby, wat ik het liefste doe- als mijn werk te kunnen noemen. Dat is een uitzonderlijk positie en dat besef ik drommels goed.”

De sfeer in het FastEddy Racing-team lijkt geweldig. Hoe is het om voor het eerst in je professionele carrière in een Brits team te rijden?
McCanney: “We hebben het team eigenlijk vanaf nul opgebouwd samen met Paul Edmondson. Toen hij me vroeg om voor hem te rijden, vroeg hij of ik monteurs of helpers kende. Het zijn allemaal jongens die ik in de loop der jaren heb leren kennen en waarmee ik bevriend ben geraakt. Een team samenstellen met een stel vrienden is natuurlijk heel anders dan in een team waar je de monteurs alleen ziet tijdens de race. Er is echt een band waarbij je contact houdt of samen op vakantie gaat. Dat deze jongens eerder vrienden zijn dan monteurs maakt het een vriendelijkere omgeving. En dat bedoel ik niet alleen op een gezellige, vriendschappelijke manier. Door dat vertrouwen en die openheid is, zeggen ze ook waar het op staat als het niet goed is.”


EnduroGP doet Groot-Brittannië aan met een ronde in Wales in augustus. Dat moet geweldig zijn om naar uit te kijken?
McCanney: “Ja, ik denk dat het heel goed wordt. Iedereen uit de offroad scene van Groot-Brittannië zal aanwezig zijn en veel vrienden en familie zullen de Britten aanmoedigen. Wales is altijd goed voor enduro. Normaal gesproken – duimen maar – is het mooi weer in die tijd van het jaar. De laatste Britse ronde was in 2008, dus het was lang geleden!”

Sinds 2022 heeft EnduroGP een nieuwe promotor in de vorm van Stadium, een Portugees bedrijf. Zij hebben ABC vervangen, dat lange tijd de scepter zwaaide. Wat vind je van de veranderingen tot nu toe?
McCanney: “Allereerst moeten we bedenken dat de proeven nog steeds door de clubs worden georganiseerd, zoals in het verleden. Er zijn dus natuurlijk belangrijke verschillen tussen elke GP. Toch is het duidelijk dat Stadium er alles aan doet om alles er professioneler uit te laten zien. Als rijder maak ik me er eerlijk gezegd niet zo druk over hoe de paddock eruit ziet of hoe mooi de trucks zijn. Voor ons gaat het meer om de kwaliteit van de proeven, hoe we behandeld worden enzovoort. De laatste tijd zijn de proeven vrij goed, terwijl ze in het verleden te snel of gevaarlijk waren. Wat ik ook graag meer zou willen zien is een nieuwere stijl van enduro. Ik denk niet dat we 7 uur per dag in 30°C moeten rondrijden om een uur tests af te werken. We zouden het waarschijnlijk in 3 of 4 uur kunnen doen om het intenser te houden en de toeschouwers er meer bij te betrekken. Als het 7 uur duurt, verlies je natuurlijk veel van de interesse. Toeschouwers beslissen of ze de eerste of de laatste ronde willen zien. En als ze naar de laatste ronde kijken, zijn ze misschien niet zo enthousiast om te blijven hangen voor het podium. Urenlang in de bergen rondrijden zonder toeschouwers heeft voor mij weinig zin.”


Je hebt in de loop van het jaar een aantal interessante teammanagers gehad, van Thomas Gustavsson (Husaberg & Husqvarna) over Marc Bourgeois (Outsiders Yamaha Racing) tot Franco Mayr (Jolly Enduro Team) en Paul Edmondson (FastEddy Racing). Allemaal personages op hun manier. Kan je ze vergelijken?
McCanney: “(grijnst) Bij allemaal zit er wel een schroefje los, op de een of andere manier. Ik denk dat ik veel geluk heb gehad dat ik mijn traject in het WK enduro met Thomas Gustavsson (foto onder) ben begonnen. En ik denk niet dat er nog veel Thomassen zijn! Hij was heel kalm, ik geloof niet dat hij ooit zijn stem verhief. Hij deed zijn werk en deed rustig aan zodat jij je gang kon gaan. Zelfs als je uit een test kwam met een krom stuur of een subframe dat afgebroken was, vroeg hij of je in orde was en stuurde hij je terug naar de paddock om het te laten repareren. Geen geschreeuw of gevloek waardoor er een rustige omgeving ontstond. Ik heb enorm veel respect voor hem als teammanager en zijn staat van dienst als ingenieur en rijder. Denk maar aan wat hij voor elkaar heeft gekregen met Husaberg!

Het was leuk om daarna de overstap te maken naar Marc Bourgeois. Het volledige pakket dat hij runde met Outsiders Racing (foto onder) was erg professioneel. Ik had ook een goede band met mijn monteur Fab en mijn veringman Dan. Ik heb tijd doorgebracht bij Marc thuis om te gaan rijden in zijn regio in Frankrijk. Het was duidelijk dat hij een zeer positieve teamomgeving had opgebouwd. Aan de ene kant familie-achtig maar professioneel en resultaatgericht.

Bij Franco voelde je dan weer hoeveel ervaring hij heeft in het leiden van een team, zonder pretenties. Een soort ‘been there and got the T-shirt’ zoals veel teammanagers in de EnduroGP paddock hebben. En dat is ook de reden waarom ze er zijn. Misschien vond ik de Jolly motor waarop ik reed niet zo leuk, maar alle jongens van het team waren geweldig om mee te werken. Ik was er niet zo lang, maar de sfeer in het Jolly-team was superleuk.


Mijn geschiedenis met Paul Edmondson gaat ver terug, want ik race al mijn hele leven in FastEddy-evenementen. Ik ging al met hem om -bij hem thuis- lang voordat ik in zijn team zat. De samenwerking met Paul is fantastisch. Hij heeft me veel inspraak gegeven bij veel beslissingen: van het teampersoneel tot sponsors en zelfs onderdelen op de motor. Die vrijheid is geweldig, vooral omdat ik nu de ervaring heb om zulke keuzes te maken. Er is veel vertrouwen van Paul, zolang ik die maar niet misbruik.  Ik word 30, dus ik weet wat ik moet doen en wat er moet gebeuren.

Dit is de eerste keer dat ik op zo’n manier betrokken ben bij een team en ook zelf een paar dingen beheer. Maar ik heb veel respect voor wat Paul heeft gedaan als teammanager. Hoe hij het heeft opgebouwd en hoe gepassioneerd hij is over dit project. Met de look van het team, onze resultaten en Pauls achtergrond als wereldkampioen zou je denken dat het makkelijk is om zoiets voor elkaar te krijgen. Niets is echter minder waar.


Voor mij is dit de eerste keer dat ik op dit niveau rijd zonder steun van een fabrikant, dus alles komt uit eigenlijk Pauls zakken. Er zijn niet veel teams in de paddock die het zo doen, zonder titelsponsor! Dit alles maakt het FastEddy Racing team uniek in de EnduroGP paddock. Zonder Pauls passie zou dit allemaal niet mogelijk zijn. Toegegeven, met een setup als de onze maakt dat het nog specialer om de FastEddy-motor -zonder motormerk op de zijkant- voor het podium te zien staan vanop het hoogste schavot. Om dat voor elkaar te krijgen zonder steun van de fabrikant was best cool, dat moet ik toegeven!”

Toen je voor Outsiders Yamaha reed, reed je de Franse klassiekers en won je twee keer de klassieker Aveyronnaise. Wat vind je van dat soort wedstrijden?
McCanney: “Ik vond het geweldig! Ik was erg blij dat Marc (Bourgeois), die zelf ook een beetje een ‘klassiekerkoning’ was, me ermee liet kennismaken. Oké, er komt veel rijden bij kijken in verhouding tot de lengte van de proeven, maar ik heb echt genoten van Aveyronnaise en Le Trèfle. Het is iets wat ik mezelf ook zie doen als ik geen EnduroGP meer rijd. Fitness is daar niet zo belangrijk. Je kunt het nog steeds goed doen, zelfs als je niet meer fulltime op het hoogste niveau racet. Bourgeois bewees dat ook. Hij reed in 2018 aan de leiding in Le Trèfle voor Josep Garcia, voordat hij helaas zijn been brak op de tweede dag.”


Hoe is de interactie tussen de rijders van het team? Je hebt Mikael Persson, die dit jaar E2 rijdt en die qua prestaties op jouw niveau zit, en je hebt één van de meest veelbelovende jonge Britten in Harry Edmondson. Dat moet een interessante dynamiek zijn.
McCanney: “Het is cool. Ik was Micky’s teamgenoot bij Miglio Racing Yamaha in 2016. Ik kende hem dus al goed en hij is een van mijn goede vrienden in de paddock. Toen ik hoorde  dat hij bij het team zou komen en vervolgens bij ons tekende, was dat natuurlijk erg cool. Ik organiseerde een pre-season bootcamp in Spanje en Portugal dat we samen deden en dat was heel leuk, ook al was de timing moeilijk door de geboorte van Mikael’s zoon. Het is jammer dat hij er nu een tijdje uit ligt met zijn achillespeesblessure. Ik heb ook eerder met Harry getraind en we zijn teamgenoten geweest bij Jolly Enduro. Hij is een heel speciale jongen. Erg grappig ook. Je kunt er zeker wat van zijn vader in zien. Ik probeer hem te helpen en te pushen in zijn weg naar de top. Ik hoop dat hij sterk terugkomt na het blesseren van zijn schouder.”

Er zijn een paar andere broers geweest die op het hoogste niveau samen hebben gestreden in motorcross of enduro. Zoals de broers Watson, de Lawrence brothers of de broers Coenen in MX2. Hoe was het voor jou om dit avontuur met je broer Daniel te delen?
McCanney: “Het was heel speciaal. Dan is semi-gepensioneerd, maar hij komt terug naar de Welsh EnduroGP. We reisden altijd samen, verbleven in dezelfde hotels en zo. Op een gegeven moment zaten we samen in het Husqvarna-fabrieksteam, wat een beetje ongehoord was. Het gevoel van twee gewone jongens van het eiland Man die samen in een van de meest professionele teams ter wereld zaten, was erg gaaf. Soms zou het zinken hoe geweldig deze ervaring is. We reden samen een transfer ergens tijdens een race in het buitenland of bespraken lijnen. Gisteren reed ik nog met hem. Ik denk dat we allebei veel geluk hebben gehad dat we onze professionele doorbraak kregen en van onze hobby ons werk konden maken. Nu geven de wie passie ook door aan Dan’s zoon die pas met enduro is begonnen. Wie weet hoe ver hij komt? Het zou in ieder geval vet zijn als mijn neefje de traditie verder zet.”

Hadden jij en je broer een grote rivaliteit?
McCanney: “Ik zag het niet echt zo, maar Daniel zei in een interview dat ik de persoon was die hij het liefst zou willen verslaan! Ik stond er relaxed in. Het draait uiteindelijk toch om jezelf tegen de klok, niet tegen één rijder in het bijzonder. Maar het was wel heel anders was toen we allebei aan jeugdmotorcross deden. Hij reed met de 85cc grote wielen en ik reed 85cc kleine wielen. In die tijd was ik het kleine jochie dat hem irriteerde. Ik pakte de holeshot om ‘m dan zo lang mogelijk op te houden. Soms kon ik hem verslaan en dan stonden we te vechten in de paddock. Moederlief hield ons tegen terwijl we schreeuwden en vloekten. Dat was grappig ja! En we hebben elkaar wel enkele keren aangereden op de baan. Met enduro werd het rustiger tussen ons!”

Hoe was het om op te groeien op het eiland Man. Je hebt er een grote motorsport traditie hebt, jongens uit alle verschillende disciplines  rijden samen offroad?
McCanney: “Het wordt steeds moeilijker om offroad te rijden, net als overal. Ook door het beperkte aantal circuits. Toen ik jonger was, konden jongens op een natuurlijke manier rijden. Je had nog veel toegang tot goede terreinen en van daaruit konden ze doorgroeien en snel leren. Dat wordt een stuk moeilijker. Je moet je training plannen of de boot nemen naar Groot-Brittannië. Toen David Knight opkwam, kon je letterlijk je garage uitrijden en naar zoveel plaatsen gaan om te rijden. Ik reed in 2011 nog Brits jeugdmotorcross  toen David me een motor gaf voor het enduro sprintkampioenschap. Dat was eigenlijk mijn eerste echte deal! Als jonge jongen keek ik op naar David, hoe hij enduro domineerde en naar de VS ging om daar hetzelfde te doeb. We hebben geluk gehad dat hij hier vlakbij woonde of dat we de kans hadden om hem te zien rijden.”


Bedankt voor het interview Jamie, veel succes in Roemenië!
McCanney: “Dank je, graag gedaan.”

 

Tekst: Tom Jacobs
Foto’s: Mastorgne, Future7media, thegoodshot, PolePosition, FIM pictures, Husqvarna, Yamaha Racing